Multiplechoicetests en buikgevoel – A) een goede keuze of B) geen goede keuze?

De komende weken zullen ongetwijfeld opnieuw heel wat studenten één of meerdere multiplechoice-examens afleggen. Heel wat jongeren stellen zich daarbij de vraag wat ze moeten doen als ze twijfels hebben of hun eerste antwoord juist is. Blijf je in dat geval toch best bij je buikgevoel en eerste antwoord of is het toch een goed idee om je antwoord alsnog te wijzigen?

Uit verschillende studies blijkt dat heel wat studenten (tussen 68% en 100%) ervan overtuigd zijn dat het wijzigen van hun oorspronkelijke antwoord niet tot een beter eindresultaat leidt. Ongeveer 75% geeft aan dat dit volgens hen tot een lager cijfer leidt (Ballance, 1977; Benjamin, Cavell, & Shallenberger, 1984). Ook heel wat docenten delen deze overtuiging. Uit een studie van Benjamin et al (1984) blijkt dat 63% van alle docenten hun studenten het advies gaf om hun antwoorden niet te wijzigen omdat dit hun resultaat naar beneden zou halen. Slechts gemiddeld 15% van alle docenten (in sommige domeinen slechts 5 tot 6%) was ervan overtuigd dat het wijzigen van antwoorden tot betere resultaten leidt, terwijl 55% ervan overtuigd is dat het meestal tot een slechter resultaat leidt. Ook heel wat websites adviseren jongeren om bij hun eerste antwoord te blijven, tenzij je er absoluut zeker van bent dat je het de tweede keer bij het rechte eind hebt. De vraag is echter of dit ook daadwerkelijk zo is?

Uit wetenschappelijk onderzoek (Benjamin et al., 1984, Geiger, 1996; Skinner, 1983; Waddell & Blankenship, 1994) blijkt net het tegenovergestelde. Meer dan 60 studies komen tot hetzelfde verdict: Wanneer studenten hun antwoorden veranderen op meerkeuze-examens, gebeurt het vaker dat ze een fout antwoord vervangen door een correct antwoord dan omgekeerd. Voor elk punt dat ze verliezen door een juist antwoord alsnog te vervangen door een foutief antwoord, winnen ze gemiddeld twee tot drie punten door een fout antwoord te vervangen door een juiste keuze (Benjamin et al., 1984, Foote & Belinky, 1972; Geiger, 1996).

Moet elke student die twijfelt dan zomaar zijn of haar antwoord wijzigen? Neen! Uit onderzoek blijkt dat studenten hun antwoord niet moeten wijzigen wanneer ze enkel gokken dat hun eerste keuze fout is. Je antwoord veranderen levert enkel voordeel op wanneer je een goede reden hebt om te denken dat je antwoord fout is (Shatz & Best, 1987; Skinner, 183). Er is ook aangetoond dat studenten die minder goed zijn in meerkeuzetesten minder voordeel halen uit het wijzigen van hun antwoorden dan andere studenten (Best, 1979). Deze groep van studenten zou zijn antwoord slechts mogen wijzigen wanneer ze er bijna zeker van zijn dat het eerste antwoord fout is.

Er bestaat nog niet zoveel onderzoek naar de vraag waarom studenten ervan overtuigd zijn dat het veranderen van hun eerste antwoord een slecht idee is. Er zijn verschillende mogelijke verklaringen:

  • De meeste docenten die hun studenten advies geven over het veranderen van een antwoord stellen voor om dat niet te doen (Benjamin et al., 1984). Deze boodschap wordt dan ook vaak doorgegeven.
  • Uit onderzoek blijkt ook dat studenten zich vaker een vraag zullen herinneren waarbij ze het antwoord van juist naar fout hebben aangepast dan omgekeerd (Bath, 1967; Ferguson, Kreiter, Peterson, Rowat & Elliott, 2002). De nare herinnering (“Waarom heb ik in godsnaam mijn antwoord veranderd? Ik had het de eerste keer juist!”) blijft langer in ons geheugen hangen en creëert een grotere emotionele impact (Kruger, Wirtz, & Miller, 2005). Hierdoor wordt het risico om een antwoord te wijzigen in een andere situatie vaak overschat. De slechte ervaring die je een vorige keer hebt meegemaakt, zal je keuze in de huidige situatie beïnvloeden.
  • Tenslotte blijkt ook dat de meeste studenten het aantal juiste antwoorden op een meerkeuzetest overschatten (Pressley & Ghatala, 1988) waardoor ze ervan uitgaan dat het wijzigen van een antwoord hun eindresultaat naar beneden zal halen.

De eindconclusie? Wanneer we twijfelen, gaan we best niet af op ons buikgevoel. Een eerste indruk is meestal gewoon niet meer dan een indruk. Als je een goede reden hebt om ervan uit te gaan dat je eerste antwoord fout is, volg dan je verstand en kies een ander antwoord.

calvin true-false

 

Bronnen:

  • 50 great myths of popular psychology, Scott O. Lilienfeld, Steven Jay Lynn, John Ruscio, Barry L. Beyerstein
  • Al-Hamly, Mashael, & Coombe Christine (2003), An investigation into Answer-Changing Practices on Multiple-Choice Quesions with Gulf Arab Learners in an EFL Context, Spaan Fellow Working Papers in Second or Foreign Language Assessment, Volume 1, 2003
  • Ballance, C. T. (1977). Students’ expectations and their answer-changing behavior. Psychological Reports, 41, 163–166. doi: 10.2466/pr0.1977.41.1.163
  • Bath, J. A. (1967). Answer-changing behavior on objective examinations. Journal of Educational Research, 61, 105–107.
  • Benjamin, L. T., Jr., Cavell, T. A., & Shallenberger, W. R., III. (1984). Staying with initial answers on objective tests: Is it a myth? Teaching of Psychology, 11,133–141.
  • Best, J. B. (1979). ltem difficulty and answer changing. Teaching of Psychology, 8, 228–230.
  • Ferguson, K. J., Kreiter, C. D., Peterson, M. W., Rowat, J. A., & Elliott, S. T. (2002). Is that your final answer? Relationship of changed answers to over all performance on a computer-based medical school course examination. Teaching and Learning in Medicine, 14, 20–23.
  • Foote, R., & Belinky, C. (1972). It pays to switch? Consequences of changing answers on multiple-choice examinations. Psychological Reports, 31, 667– 673.
  • Geiger, M. (1996). On the benefits of changing multiple-choice answers: Student perception and performance. Education, 117, 108–116.
  • Kruger, J., Wirtz, D., & Miller, D. (2005). Counterfactual thinking and the first instinct fallacy. Journal of Personality and Social Psychology, 88, 725–735.
  • Pressley, M., & Ghatala, E. S. (1988). Delusions about performance on multiple-choice comprehension test items. Reading Research Quarterly, 23, 454–464.
  • Shatz, M. A., & Best, J. B. (1987). Students’ reasons for changing answers on objective tests. Teaching of Psychology, 14, 241–242.
  • Skinner, N. F. (1983). Switching answers on multiple-choice questions: Shrewdness or shibboleth? Teaching of Psychology, 10, 220–222.
  • Waddell, D. L., & Blankenship, J. C. (1994). Answer changing: A meta-analysis of the prevalence and patterns. Journal of Continuing Education in Nursing, 25,155–158.

Een gedachte over “Multiplechoicetests en buikgevoel – A) een goede keuze of B) geen goede keuze?

Plaats een reactie